Uitgelicht
Anne Bulzomi
Senior manager ESG, PwC
‘Duurzaam investeren wordt elk jaar belangrijker’
Anna Bulzomi zag de aandacht voor ESG in de laatste jaren sterk toenemen. Haar expertise ‘sustainable finance and responsible investment’ is allang geen nichemarkt meer. Dat is meer dan terecht, vindt senior manager Bulzomi, die als mensenrechtenadvocaat en PwC-expert bedrijven helpt met de risico’s en kansen van de S van ESG. Eerder werkte ze voor de OESO en de Wereldbank in Afrika.
Pensioenfonds APG en de banken ABN Amro en ING zijn een paar van de grote namen voor wie Anna Bulzomi met het ESG-team van PwC projecten heeft gedaan. ‘Duurzaam investeren wordt elk jaar belangrijker. Mijn expertise binnen het ESG-team ligt bij de sociale aspecten, zoals mensenrechten maar ook inclusie en diversiteit. We helpen klanten bij de formulering van het beleid voor duurzame investeringen en we doen gapanalyses op basis van regelgeving. Verder trainen we medewerkers om met een duurzame bril naar investeringen te kijken, we analyseren het klantenportfolio en doen duediligenceonderzoek bij investeringen in regio’s en sectoren met een hoog risico.’
Hoe komt het dat duurzaam investeren steeds belangrijker wordt? ‘Regulering neemt toe maar ook klanten, aandeelhouders, medewerkers en andere stakeholders vragen steeds meer naar sociale omstandigheden. Klanten in de financiële sector willen graag dat hun geld duurzaam belegd wordt. Frontrunners zoals ABN Amro zijn al jaren bezig met ESG, lang voordat er regulering was – zij hebben met wereldwijde investeringen veel blootstelling aan risico’s en willen als eerste de kansen van sociale duurzaamheid plukken. Maar ook kleinere investeerders en veel private-equityhuizen nemen inmiddels ESG-officers in dienst.’
Je had het over sectoren met een hoog risico, wat bedoel je daarmee? ‘Denk aan palmolieplantages, die in Azië tot ontbossing leiden. Of aan de kobaltmijnen in Afrika, die gepaard gaan met milieuvervuiling, corruptie en slechte arbeidsomstandigheden. Aan het begin van mijn loopbaan werkte ik ruim drie jaar in Congo en Tanzania voor de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Wereldbank. De OESO lanceerde in die tijd richtlijnen voor een investerings-due diligence van ESG en mensenrechten. Ik was betrokken bij de pilot in Congo, met alle mijnbouw daar. Voor de Wereldbank werkte ik aan een vergelijkbaar programma in Tanzania en Oeganda, gericht op oliewinning maar ook op bijvoorbeeld de hospitalitysector, waar kinderarbeid, veel te lange werkdagen en seksuele uitbuiting speelt.’
Wat kon je in Afrika betekenen? ‘We gaven trainingen en presentaties aan alle partijen – overheden, investeerders, mijnbouwbedrijven, ngo’s – om de praktische toepassing van de OESO-richtlijnen te stimuleren. De richtlijnen waren behoorlijk praktisch, maar geschreven voor een opgeleid publiek. Dus deden we ook workshops met de lokale arbeidskrachten om ze op hun rechten te wijzen. Voor de Wereldbank maakten we onder meer een digitale plattegrond waarop we risicovolle olieconcessies markeerden, met een guidance hoe investeerders de risico’s kunnen mitigeren.’